Textiel wordt als plat ervaren. Ook staat textiel nooit op zichzelf maar wordt gebruikt als toevoeging aan een constructief element. Wanneer een zachte constructie gemaakt wordt staan beide onderdelen los van elkaar, Het zachte deel is dan instabiel, het constructieve deel hard en levert een groot contrast in tactiliteit.
Ikzelf zie textiele weefsels als een wirwar van ruimtelijke geometrisch vormen waarbij de draden over en onder elkaar door gaan. Deze ruimtelijkheid binnen een weefsel vergroot ik uit, door naast deze wirwar van draden te spelen met verschillende lagen in mijn weefsels. In mijn zoektocht naar constructief textiel zie ik een zelfde vergelijking tussen het vlechtwerk in een maatschappij en het vlechtwerk van de verschillende garens. Dit vlechtwerk van garens, maar ook de verschillende materialen, het spelen met kleuren en de gebruikte techniek kunnen, net zoals een goed functionerende maatschappij, een op zichzelf staand object neerzetten. In deze zoektocht zie ik tal van mogelijkheden waarbij het een spel is tussen perfectie en imperfectie maar ook tussen spanning en verveling. Want een perfect op zichzelf staand product kan verveling oproepen, terwijl een object waarbij één schakel niet in balans is juist spanning kan laten zien.