Mijn fascinatie voor alles wat anders was, voor hetgeen wat er eigenlijk niet bij hoort, was al aanwezig op de kunstacademie en ver daarvoor. Het thema voor mijn eindexamenwerk was daarom ook “Tegenstellingen” en in dit werk heb ik alles uit de kast gehaald om zo veel mogelijk tegenstellingen naar voren te laten komen.
De taal die gesproken wordt tussen deze tegenstellingen intrigeert mij en ik heb de tegenstellingen terug laten komen in kleuren, materialen, formaten van garens, grofheid of fijnheid van het materiaal, maar ook door verschillende technieken door elkaar te gebruiken.
In Ierland (Dublin) heb ik een aantal jaar gewerkt voor de bekende modeontwerpster Lainey Keogh. Voor haar collecties ontwierp ik de exclusieve, geweven, stoffen. De ontwerpen zijn ontworpen op basis van het sfeerbeeld van de betreffende collectie, zoals medieval, waterworld. Mijn ontwerpen zijn ook terug te vinden in tijdschriften, musea en ontwerpen van ander modeontwerpers.
Doordat de productie met de hand werd uitgevoerd, konden de ontwerpen voorzien worden van knopen en extra openingen die machinaal heel moeilijk te realiseren zouden zijn geweest. Voor de productie van de stoffen had ik de leiding over een groep zeer bekwame weefsters die op basis van mijn ontwerpen de benodigde hoeveelheid opleverden.
Het materiaalgebruik en de manier van produceren (met de hand) waren succesfactoren voor de ontwerpen. De uitdaging lag in de beperking van het aantal schachten tot vier zodat ik voldoende weefsters kon vinden voor de productie. Door gebruik te maken van hoogwaardige materialen, de ongebruikelijke uitvoer van ketting en inslag en de meerwaarde van handweefsters boven machineweefsels zorgt ervoor dat de ontwerpen een rijke uitstraling hebben.
In de jaren 1999-2008 ben ik met veel verschillende projecten bezig geweest, variërend van bouwwerkzaamheden (waardoor ik uiteindelijk bouwkunde ben gaan studeren), meubels maken, maar vooral ook textielkunst zoals garens verrijken en kleding.
Daarnaast ben ik in deze periode ook erg druk geweest met het moederschap, een voor mij totaal nieuwe wereld waarin ik veel nieuwe dingen moest leren, vooral dat het met dezelfde drang naar perfectie lastig te combineren is met een bestaan als zelfstandige.
Een bouwwerk staat nooit op zichzelf maar maakt onderdeel uit van de omgeving en heeft een hele geschiedenis achter zich. Het kennen van de geschiedenis is belangrijk om recht te doen aan een bouwwerk wanneer deze wordt gerestaureerd of een nieuwe bestemming krijgt. Dat is het belang van de context.
Bij een bouwhistorisch onderzoek kijk ik niet alleen naar het gebouw, maar ook naar de (geschiedenis van) de omgeving.
Voor deze onderzoeken maakte ik gebruik van archieven en informatie van bewoners. Door deze samen te voegen met de geschiedenis van de omgeving kan ik een duidelijk beeld vormen over het gebouw.
Bij het onderzoek naar de geschiedenis ga ik zeer uitgebreid te werk met oog voor de kleinste details. Voor een aantal panden heb ik een onderzoek uitgevoerd naar geschiedenis, omgeving en zichtlijnen.
Mijn kennis op gebied van bouwkunde en interieurarchitectuur heb ik ingezet bij advies- en ontwerpwerkzaamheden en het maken van bouwkundige tekeningen.
Een van mijn diensten is verbouwingsadvies, bijvoorbeeld voor particulieren die een oud pand hebben gekocht en willen kijken wat mogelijk is om het naar deze tijd te brengen. Hierbij werk ik nauw samen met de opdrachtgever d.m.v. brainstorm sessies want in mijn visie leidt dit tot een beter resultaat dan wanneer ik het zelfstandig ontwerp.
Verder heb ik advies over inrichting, kleur- en materiaalgebruik gegeven, ontwerp ik objecten en lever innovatie oplossingen waar hergebruik / herbestemming vaak een grote rol spelen.
Mijn leus is “mooi bestaat niet”. Ik redeneer vanuit de functie van het ontwerp, het doel die het moet vervullen; “mooi” heeft vooral betekenis voor wie het ontworpen wordt.